Speciaal onderwijs

Vanaf het schooljaar 1998/1999 kennen we het speciaal basisonderwijs (SBO). Het SBO valt onder de Wet op het Primair Onderwijs. Leerlingen die onvoldoende baat hebben bij de extra zorg op de basisschool en een intensievere vorm van zorg nodig hebben, gaan naar een school voor speciaal basisonderwijs (SBO).

Accordion item is ingeklapt

Deze kinderen, die speciale zorg en aandacht nodig hebben, komen niet automatisch op een speciale school voor basisonderwijs terecht. Het beleid van het ministerie van OCW beoogt, dat er op de reguliere basisschool zoveel mogelijk begeleiding en zorg voor leerlingen beschikbaar is. Hiertoe werken de speciale scholen voor basisonderwijs intensief samen met de reguliere basisscholen. Dit beleid heet “Weer Samen Naar School” (WSNS).

Basisscholen en speciale scholen voor basisonderwijs vallen dus onder de Wet op het Primair Onderwijs. Voor beide scholen gelden dezelfde kerndoelen. Kerndoelen zijn streefdoelen voor de kennis en vaardigheden van een leerling aan het eind van de basisschool. Een leerling kan hier op een speciale school eventueel langer over doen. De speciale scholen voor basisonderwijs hebben een uitloopmogelijkheid tot 14 jaar.

Voor dezelfde doelgroep in het voortgezet onderwijs is het een en ander opgenomen in de Wet op het Voorgezet Onderwijs onder de noemer 'speciaal voorgezet onderwijs' (SVO). Deze leerlingen gaan vaak na de basisschool naar een school voor praktijkonderwijs. In sommige gevallen stromen zij in op het reguliere vmbo.

Accordion item is ingeklapt

Het (voortgezet) speciaal onderwijs (SO en VSO)  is voor kinderen met handicaps en/of voor kinderen van wie vaststaat dat zij een speciale opvoedkundige benadering nodig hebben. Speciaal onderwijs wordt gegeven in scholen voor speciaal onderwijs en scholen voor voortgezet speciaal onderwijs en in gecombineerde scholen voor speciaal en voortgezet speciaal onderwijs.

Voor plaatsing op een school voor speciaal onderwijs of het krijgen van ambulante begeleiding heeft een kind een toelaatbaarheidsverklaring nodig van het samenwerkingsverband waar de school waarop het kind ingeschreven staat onder valt. De kinderen moeten in dat geval voldoen aan meerdere criteria.

Accordion item is ingeklapt

Het speciaal onderwijs en het voortgezet speciaal onderwijs zijn onderverdeeld in vier clusters:

  • Cluster 1: blinde, slechtziende kinderen
  • Cluster 2: dove, slechthorende kinderen
  • Cluster 3: verstandelijk gehandicapte en langdurig zieke kinderen
  • Cluster 4: kinderen met stoornissen en gedragsproblemen

Clusters 3 en 4 vormen met 'gewone' scholen samenwerkingsverbanden.

Ouders (en kinderen) die een indicatie hebben voor het (voortgezet) speciaal onderwijs kiezen dus óf voor plaatsing op een clusterschool óf voor plaatsing op een reguliere school met rugzakje.

Leerlingen kunnen tot hun twintigste jaar naar het speciaal onderwijs. Zij kunnen daar dus ook voortgezet onderwijs volgen. Het (voortgezet) speciaal onderwijs valt onder de Wet op de expertisecentra (WEC). Per cluster (met uitzondering van cluster 1) werken alle scholen voor speciaal onderwijs in een regio samen in een regionaal expertisecentrum (REC). Cluster 3-leerlingen hoeven niet te voldoen aan de kwalificatieplicht.

Accordion item is ingeklapt

De wettelijke regeling van leerlinggebonden financiering (lgf) biedt ouders van gehandicapte kinderen de mogelijkheid te kiezen tussen regulier en speciaal onderwijs.

Leerlingen, die als gevolg van een zintuiglijke, lichamelijke of verstandelijke handicap een speciale voorziening nodig hebben om regulier onderwijs te volgen, krijgen een leerlinggebonden budget toegekend. Omdat dit budget als het ware in een rugzakje met het kind meegaat naar een reguliere school wordt het lgf ook vaak “rugzak” genoemd.

Een onafhankelijke commissie voor indicatiestelling beoordeelt of een kind in aanmerking komt voor een rugzak of toelating tot het (v)so. Zij doet dit op basis van landelijk vastgestelde objectieve criteria. Een Landelijke Commissie Toezicht Indicatiestelling (LCtI) houdt vervolgens toezicht op deze beoordelingen.
Het budget wordt toegekend aan de school waar de geïndiceerde leerling wordt geplaatst. Met dit geld kan de extra hulp aan het kind, zoals extra leermiddelen, betaald. Ook de scholing van de leerkracht wordt uit het leerlingebonden budget betaald. Een deel van het geld moet aan ambulante begeleiding worden besteed.
Na afloop van het schooljaar evalueren de  school en de ambulante begeleider samen met de ouders een vooraf opgesteld handelingsplan.

Voor scholen voor blinde en slechtziende kinderen (cluster 1) loopt de aanmelding niet via de Commissie voor Indicatiestelling, maar via de scholen zelf. Kortom: een kind dat is geïndiceerd voor één van de clusters gaat of naar een school voor (voortgezet) speciaal onderwijs of naar het regulier onderwijs met rugzakje.

De lgf is per 1 augustus 2003 in werking getreden. Op basis van de voorstellen voor vereenvoudiging van de indicatiecriteria die begin 2004 zijn gedaan, is de regeling indicatiecriteria in april 2004 gewijzigd.

N.B. De leerlinggebonden financiering (leerlinggebonden budget) moet overigens niet worden verward met het persoonsgebonden budget (pgb). Met het pgb kan vanuit de AWBZ, verstrekt door het zorgkantoor, persoonlijke verzorging, verpleging, begeleiding en logeeropvang worden ingekocht.

Accordion item is ingeklapt

Voor meer informatie gaat u naar de website van de Rijksoverheid.